Waaruit bestaat de straf van koning Tantalus:
-> Niet kunnen eten en drinken, maar er wel vlak bij zijn …
Waarom wordt koning Tantalus gestraft ?
-> Hoogmoed: hij voelde zich beter dan anderen.

1. Te veel geluk
Tantalus, rex dives, amicus deorum est.
Tantalus, een rijke koning, is een vriend van de goden.
- amicus: nom., NWD
- deorum: gen, BVB
Saepe di eum invitant | et in olympo, monte alto, recipiunt.
Dikwijls nodigen de goden hem uit | en ontvangen ze hem op de Olympus, een hoge berg.
- Saepe: BWB, bijwoord (tijd)
- eum: < is, acc., m. E. | acc. LV (Tantalus)
- in olympo, monte alto: BWB: vz + abl. (plaats)
Ibi hospes nectar, deorum vinum, cum eis bibere solet.
Daar is de gast gewoon nectar, de wijn van de goden te drinken met hen.
- Ibi: BWB: bijwoord (plaats)
- cum eis: BWB: vz + abl. (wijze)
Interdum di pulchram regiam Tantali visunt.
Soms bezoeken de goden het mooie paleis van Tantalus.
- Interdum: BWB: bijwoord (tijd)
Apud eum optimum cibum edunt | vinumque bibunt.
Bij hem eten ze zeer goed voedsel | en drinken ze wijn.
- Apud eum: BWB: vz + acc (plaats)
Tantalus felix est, nam sine curis vivere potest.
Tantalus is gelukkig, want hij kan leven zonder zorgen.
- sine curis: BWB: vz + abl. (wijze)
- nam = signaalwoord (want …) = verklaring volgt …
Sed tantā felicitatē rex superbus fit | et omnipotentes deos temptare audet.
Maar door zoveel geluk wordt de koning hoogmoedig | en hij durft de almachtige goden op de proef te stellen.
- Sed = signaalword (maar …) = tegenstelling volgt …
- tantā felicitatē: Abl., BWB (oorzaak)
- superbus: nom., NWD bij fieri (worden)
2. brengt hoogmoed
Quodam die Iuppiter ceterique di iterum regem visunt.
Op een dag bezoeken Jupiter en de overige goden de koning opnieuw.
- Quodam die: Abl., BWB (tijd)
- iterum: BWB: bijwoord (wijze)
Ecce, primum Tantalus Pelopem, filium suum, gladiō necat,
deinde filii carnem magnā curā parat,
denique carnem in mensā ponit | et cibum tenerum hospitibus offert.
Kijk, eerst doodt Tantalus Pelops, zijn eigen zoon, met een zwaard,
daarna maakt hij het vlees van zijn zoon met grote zorg klaar,
ten slotte plaatst hij het vlees op tafel | en biedt hij het malse voedsel aan zijn gasten aan.
- primum, deinde, denique: BWB: bijwoord (tijd) = 3 signaalwoorden: opsomming …
- gladiō: Abl., BWB (middel)
- magnā curā: Abl., BWB (wijze)
- in mensā: BWB: vz + abl. (plaats)
Tacent di, nihil sumunt : nam regis fraudem sentiunt.
De goden zwijgen, niets nemen ze : want het bedrog van de koning bemerken ze.
Una Ceres partem carnis edit : non attenta enim est.
Als enige eet Ceres een stuk van het vlees : want ze is verstrooid.
Tandem irati surgunt: ‘ Deosne sic temptare audes ?
Stultus es hospes !
Sine nobis vivere nunc debes !
Poenam iubēmus ! ’
Uiteindelijk staan ze woedend op : ‘ De goden durf jij zo op de proef te stellen ?
Je bent een dwaze gastheer !
Zonder ons moet je nu leven !
We bevelen een straf ! ‘
- Tandem: BWB: bijwoord (tijd)
- sic: BWB: bijwoord (wijze)
- Stultus hospes: nom., NWD (esse)
- Sine nobis : BWB: vz + abl. (wijze)
- nunc : BWB: bijwoord (tijd)
3. De straf
In Tartarum di Tantalum mittunt.
Naar de onderwereld zenden de goden Tantalus.
- In Tartarum: BWB: Vz + acc. (-> richting)
Ibi rex in stagno et sub arbore stare debet.
Daar moet de koning in een meer en onder een boom staan.
- Ibi: BWB: bijwoord (plaats)
- in stagno et sub arbore: BWB: Vz. + abl. (plaats)
Aquam bibere cupit.
Sed, [ cum aquam bibere temptat ] , aqua recedit.
Water verlangt hij te drinken.
Maar, [ wanneer hij probeert water te drinken ] , wijkt het water terug.
Fructum de arbore capere cupit.
Sed, [ cum fructum capere temptat ] , fructus recedit.
Een vrucht van de boom verlangt hij te nemen.
Maar, [ wanneer hij probeert een vrucht te nemen ] , wijkt de vrucht terug.
- de arbore: BWB: vz + abl. (plaats)
Ita rex , fame et siti semper fatigatus , in aeternum miser est.
Zo is de koning , altijd uitgeput door honger en door dorst , voor eeuwig ongelukkig.
- Ita (= sic: zo) = bijwoord (wijze) = signaalwoord die wijst op een => gevolg.
- fame et siti : Abl., BWB (oorzaak)
- semper: BWB: bijwoord (tijd)
- in aeternum: BWB: vz + acc. (tijd)
- miser: nom, NWD (esse)
Nam deorum ira terribilis est.
Want de woede van de goden is vreselijk.