Hadrianus princeps in thermis: keizer Hadrianus in de thermen.
Deel 1: de keizer is gul
Keizer Hadrianus gaat dikwijls naar de thermen.
Daar spreekt hij vrouwen aan en ondervraagt hij de mannen.
De moeders vertellen over hun kinderen, de jonge én oude mannen zijn blij, omdat de keizer zelf aanwezig is.
Op een dag ziet de keizer een gespierde veteraan.
De soldaat wrijft zijn rug tegen een muur.
Hadrianus vraagt de soldaat verwonderd: ‘Waarom wrijf jij je rug tegen de muur?’
De trouwe veteraan zegt: ‘rijke mannen hebben slaven, die hun ruggen afkrabben met een huidkrabber.
Ik wrijf mijn rug tegen de muur, omdat ik geen slaaf heb.
Want ik ben arm.
De keizer zegt door medelijden ontroerd: ‘Je kan je zorgen neerleggen, morgen zal jij ook een slaaf hebben, die jouw rug afkrabt.’
Deel 2: de keizer is slim
Enkele dagen later gaat de keizer opnieuw de thermen binnen en hij ziet veel oude mannen, die hun ruggen tegen de muur wrijven.
Maar Hadrianus vraagt: ‘Jullie verlangen toch niet ook een slaaf? Jullie moeten onder elkaar jullie ruggen afkrabben.’
Zo bespot keizer Hadrianus hun hebzucht.
De Minotaurus in het labyrint
Ieder jaar zenden de Atheners zeven jongens en zeven meisjes naar Kreta.
Waarom zenden de Atheners ieder jaar zeven jongens en zeven meisjes naar Kreta?
Op het eiland Kreta woont koning Minos. Hij beheerst niet alleen Kreta, maar ook Griekenland.
In het paleis is een labyrint.
In het labyrint dreigen veel gevaren.
Het labyrint heeft veel wegen: niemand kan de uitgang terugvinden.
In het labyrint wonen geen mensen, maar de Minotaurus woont er.
De Minotaurus is een afgrijselijk monster.
Hij is deels mens, deels stier; niets anders dan mensen verslindt hij.
Elk jaar eist Minos zeven jongens en zeven meisjes.
Kijk, ook dit jaar wacht Minos de jongens en meisjes op voor zijn paleis.
De soldaten leiden hen naar de gevangenis.
Één van de jongemannen is Theseus, de zoon van Aegeus, de koning van Athene.
Theseus is een knappe en dappere jongeman.
Minos heeft een dochter.
De dochter is Ariadne.
Ariadne ziet Theseus en ze bemint hem dadelijk.
’s Nachts gaat ze naar de gevangenis, ze roept Theseus en ze zegt: ‘Ik kan je redden, als jij mij naar Athene leidt.’
Theseus en Ariadne komen overeen | en ze zijn zeer blij.