Vergilius: Aeneis: over Aeneas

Aeneis = dactylische hexameters

Aeneis: aanhef

Arma virumque cano, [ Troiae qui primus ab oris

Italiam, fato profugus, Laviniaque venit

litora,

Wapenfeiten bezing ik en de man, [ die als eerste van de kusten van Troje 

, door het fatum/lot opgejaagd, Italië en het strand van Lavinium bereikte , …


  • Arma: < arma: ‘wapenfeiten’ (alles wat je doet met wapens) -> strijd (verzen 7-12)
  • virum: < vir, acc, m, LV: man -> avonturen (verzen 1-6)
  • cano: < canere, nadruk op de o van “ik heb dit geschreven”
  • [ qui: BVBzin bij virum ]
  • primus: DVB: ‘als eerste’
  • ab oris: < ora, v.: ‘weg van de kusten’: ab + abl.verwijdering
  • ItaliamLaviniaque litora
    • Italiam:  acc, richting, ‘naar Italië’
    • litora: de kust
    • Lavinia (drielettergrepig): Lavinius: < van Lavinium: stad aan de kust van Latium, gesticht door Aeneas en genoemd naar Lavinia, zijn Italische echtgenote
  • profugus: <profungere PPP, nom.m.E. ‘opgejaagd’
  • venit: onderwerp = [ qui, vers 1: ‘bereikte’

…, multum ille et terris iactatus et alto

vi superum  |  saevae memorem Iunonis ob iram ;

… , veel werd hij en over landen en de volle zee geslingerd

door het geweld van de hemelgoden | wegens de onverzoenlijke wrok van de wrede Juno ;


  • iactatus: < iactare, PPP, nom m. E.: ‘hij werd geslingerd’
  • terris: < terris
  • alto: < altum: de diepe/volle zee

  • superum: < superi: ‘van de goden (van de bovenwereld) = de hemelgoden’ = poetisch genitief MV.
  • ob iram memorem: ob + acc, ‘wegens’ de onverzoenlijke wrok
  • memorem: < memor + gen: onverzoenlijke …
  • Iunonis: < Iuno, gen v. E.

multa quoque et bello passus, dum conderet urbem,

inferretque deos Latio, genus unde Latinum,

Albanique patres, atque altae moenia Romae.

en veel ook heeft hij geleden door de oorlog, | totdat hij een stad stichtte,

en hij zijn goden in Latium binnenbracht, vanwaar 1) het Latijnse geslacht,

2) de voorvaderen van Alba, en 3) de muren van het hoge Rome voortkwamen.


  • et: verbindt iactatus (vers 3) en passus (vers 5)
  • passus: < pati, dep. ww

  • dum conderet et inferret = het doel van Aeneis, beide: conj. BwBz Tijd (dum) + Doel
    • conderet: < condere
    • inferret: < inferre
  • Latio: in Latium – unde (vanwaar): 3 steden:

    • 1) genus Latinum -> Lavinium (Aeneas)
    • 2) Albani patres -> Alba Longa (stad die Ascanius, de zoon van Aeneas, gaat stichten)
    • 3) altae meonia Romae -> Rome (Romulus en Remus)
      • altae = hypallage: inhoudelijk bij moenia , en Grammaticaal bij Romae

  • Albani: < Albanus: van Alba (Longa): stad in Latium, gesticht door de zoon van Aeneas en moederstad van Rome K2

Musa, mihi causas memora, quo numine laeso,

quidve dolens, regina deum tot volvere casus

insignem pietate virum, tot adire labores

impulerit.

Muze, breng mij de oorzaken in herinnering, door welke krenking van haar macht,

of door welke smart, de koningin van de goden een opvallend plichtsbewust man

ertoe gedreven heeft om (1) zoveel lotgevallen te doorworstelen,

                                      (2) zoveel ellende te trotseren.


  • Musa: Muze S1
  • memora: < memorare: breng in herinnering!
  • quo numine laeso: quo = abl, o., E. ‘door welke krenking van haar goddelijke macht’

  • -ve: nevensch. voegw., of
  • dolens: < dolére: lijden; betreuren
  • regina, v: koningin
  • deum: poetisch gen. MV
  • < volvere (-o, volvi, volutum): wentelen; rollen, voortdurend ondergaan

  • insignem: < insignis: opvallend
  • pietate: < pietas, v.: plichtsbesef

Tantaene animis caelestibus irae <sunt> ?.

< Is er > zo’n grote wrok in de harten van hemelingen ?


  • caelestibus: < caelestis: hemels (adj.)
  • irae <sunt>: PT 1

Aeneis – de wrok van Juno

Urbs antiqua fuit,  Tyrii tenuere coloni,

Karthago, Italiam contra | Tiberinaque longe

ostia, dives opum | studiisque asperrima belli; 

Er was een oude stad , de kolonisten uit Tyrus woonden er , 

Carthago, gelegen tegenover Italië | en ver van de Tibermonding,

 , rijk aan schatten | en zeer fel in drang naar oorlog ;


  • Urbs antiqua = Carthago
  • Tyrii: < Tyrius (-a, -um): van Tyrus: stad aan de Fenicische kust en moederstad van Carthago
  • tenuere (-erunt): < tenére: A, ind, perf. 3 MV, ‘ze woonden’
  • coloni: < colonus: ‘de kolonisten’

  • Karthago Carthago, 146 vC, Punische oorlogen
  • Cato: “ceterum censeo Carthaginem delendam esse” – pahenicia -> phaenici – p(h)aeni
    • De zin “Ceterum censeo Carthaginem esse delendam,” vaak afgekort tot “Carthago delenda est,” is een Latijnse uitspraak die vertaald kan worden met “Verder ben ik van mening dat Carthago vernietigd moet worden”. Het wordt toegeschreven aan Cato de Oudere (234-149 voor Christus), een Romeinse staatsman die deze zin zou hebben gebruikt in zijn toespraken voor de Romeinse Senaat om de dreiging te benadrukken die Carthago vormde voor Rome en om te pleiten voor de volledige vernietiging van de stadstaat Carthago, de rivaal van Rome in de Punische oorlogen.
  • contra Italiam: tegenover Italië -> impliceert naar de Punische oorlog tussen de 2.
  • Tiberina ostia: < Tiberinus: de monding van de Tiber (Tiberina -> ostia)
    • ostia: < ostium, o. = enjambement (stijlfiguur, aan begin van vers, hoort bij vorige)

  • dives + gen. V: < dives: rijk aan …
    • determineer: opum < ops, gen, v. MV, gen. V. bij dives
  • studiis: < studium + gen. Voorwerp: drang naar (oorlog/belli)
  • asperrima < asper, superlatief nom. v. E. : zeer fel/ruw … bij kern: studiis (in drang naar …)

quam (” Iuno fertur terris magis omnibus unam

{posthabita} coluisse {Samo} “) ;

deze (stad/Carthago), die (” Juno men vertelt als enige, meer dan alle gebieden, zelfs meer dan het achtergestelde Samos, vereerd heeft “) ; …


  • quam = betr. VNW bij Carthago
  • quam (“Junoferturcoluisse“) = Nom. + Infinitief (N+I)
    • letterlijk: Juno wordt verteld vereerd te hebben …
    • beter vlot: “men vertelt (“dat Juno vereerd heeft …”)
  • determineer coluisse: < colere, infinitief A. perf. !
  • determineer terris: < terra, abl, v. MV

  • {posthabita Samo} = L.A. < posthabére, PPP, abl. v. E : ‘het achtergestelde Samos’
  • {Samo}: < Samus, v.: Samos, het eiland voor de Ionische kust, waar zich de belangrijkste tempel van Juno bevond

… ; hic illius arma,

hic currus fuit ; (“hoc regnum“) dea (“gentibus esse“),

( si (ali)quā fata sinant ) , iam tum tenditque fovetque.

… ; hier waren haar wapens,

hier was haar strijdwagen ; reeds toen streefde de godin ernaar en wenste

(“dat deze (stad) heerser zou zijn over de volkeren“),

( als het fatum ‘het eventueelzou toelaten ) .


  • hic: nl. in Carthago
  • hichic  = anafoor
  • hoc: nl. Carthago
  • dea: godin = Onderwerp van tenditque fovetque (< fovére: wensen)
  • tenditque fovetque = polysyndeton (et … et)
  • (“hoc regum esse“) = A+I (acc. + infin.), bij dea tenditque fovetque (vers 18)
  • regnum: NWD, ‘heerseres’ (stijlfiguur: Personificatie)
    • OPGELET: het is hoc (ipv hanc urbem), WANT omgekeerde congruentie: hoc door het NWD regnum

  • ( si quā fata sinant ) = BWBz Voorwaarde, Conj. praesens, BWBz Voorwaarde (Potentialis) 
    • sinant: < sinere: toelaten
    • (ali)quā (bijw.): ‘eventueel’

(“Progeniem“) sed enim (“Troiano a sanguine duci“)

audierat , [ Tyrias olim quae verteret arces ] ;

maar (“dit zou niet gebeuren“), want

ze had gehoord (“dat een nageslacht uit Trojaans bloed zou voort komen“),

[ dat ooit de burcht van Tyrus/Carthago zou omverwerpen ] ;


  • audierat: ze/Juno had gehoord dat … < audire (audiverat): A, perf. 3, E.

         = hier volgt de 1ste oorzaak van wrok van Juno haar wrok (verwijzing naar de Punische oorlogen)

  • audierat gevolgd door 2 A+I: “dat …
    • (“Progeniem duci“)
    • (“populum venturum (esse)“)
  • sed (“…”) enim: lett. maar (…) want -> maar (dit moet je erbij denken: “dit zou niet gebeuren“) want

  • Progeniem: < progenies, v.: ‘een nageslacht’
  • duci = Infintief Passief, < ducere: voort komen

  • [ quae: BVBzin, Betr. vnw., verwijst naar antecedent: Progeniem, v. ]
  • verteret: < vertere: zou omverwerpen
  • arces: < arx, v: de burcht
  • Tyrias: < Tyrius: dit is van Carthago
    • stijlfiguur: Hyperbaton (Tyrias …. arces) + Metonymie.
  • [ Tyrias olim quae verteret arces ] : waarop is dit een vooruitblik? …

(” hinc populum late regem | belloque superbum

venturum (esse) excidio Libyae “) : sic volvere Parcas.

(” dat hieruit een volk zou voortkomen wijd regerend | en trots in oorlog

| tot ondergang van Libië “): | zo bepaalden de Schikgodinnen.


  • (“populum venturum (esse)“) = 2e A+I, bij audierat (vers 20).
  • populum: <populus, een volk, met 2 beschrijvingen:
    • late regem: in de wijde omtrek/wijd regerend, en
    • bello superbum (< superbus): trots in oorlog
  • excidio: <excidium, dat, V., doel: ‘tot onderdang’ (dativus finalis = een datief van doeleinde)

  • Libya: Libië, waarom wordt Libya vermeld ? … ??
  • volvere = volverunt: A, ind. perf. < volvĕre: ‘bepaalden’
  • Parcas: < Parcae, v.: de Parcen, drie ‘schikgodinnen’, die de levensdraad van de mensen vanaf de geboorte spinnen (maken), afmeten en doorknippen.

Id metuens, | veterisque memor Saturnia belli,

[prima quod ad Troiam pro caris gesserat Argis ]

Dit vrezend/Hiervoor was Juno/Saturnia bevreesd, | en ze dacht aan de vroegere (Trojaanse) oorlog ,

[ die ze in de eerste plaats bij Troje had gevoerd voor haar geliefde Grieken ] –

  • Id = dit = de ondergang van Carthago (opkomen van Romeinen, Punische oorlogen)
  • metuens: < metuere, APP: lett: “Dit vrezend”
  • Saturnia = dochter van Saturnus, dit is Juno !  -> bij werkwoord arcebat van vers 31 …
  • memor + Genitief => veteris belli: de Trojaanse oorlog

  • prima: in de eerste plaats
  • gesserat: <gerere, PLQPF., ze had gevoerd
  • caris: < carus: geliefde …
  • Argis: < Argi, m.: Argos: stad in Griekenland waarvan Juno de stadsgodin was = Metonymie voor alle Grieken !

necdum etiam causae irarum | saevique dolores

exciderant animo : …

zelfs nog niet waren de oorzaken van de wrok | en de grimmige pijn

uit haar gemoed verdwenen : …


  • necdum = et nondum: ‘zelfs nog niet’


  • exciderant: PLQPF < excidere, staat bij de onderwerpen = causae + dolores

 … : manet alta mente repos(i)tum

iudicium Paridis | spretaeque iniuria formae,

et genus invisum, | et rapti Ganymedis honores.

… : diep in haar geest bleef opgeslagen

het Parisoordeel | en het onrecht van haar afgewezen schoonheid,

en het gehate nageslacht, | en het ereambt van de geroofde Ganymedes.

  • altā mente: vlot vertaald: ‘diep in haar geest’

  • repos(i)tum: < reponere, PPP, nom, o. E., ‘opgeslagen’


  • Paridis: Gen., BVB. Handelend < Paris: de Trojaanse prins die moest bepalen wie van drie godinnen (Juno, Minerva en Venus) de mooiste was en hij koos voor Venus.

  • spretaeque iniuria formae: stijlfiguur: Hendiadys
  • spretae: < spernere, PPP, Gen., v. E: ‘afgewezen’ (staat bij formae)

    • Hendiadys: een stijlfiguur waarbij twee woorden, verbonden door “en” (in het Latijn “que”), samen één enkel complex idee uitdrukken. In deze uitdrukking worden “spretae” (afgewezen, veracht) en “iniuria” (onrecht, belediging) gebruikt om samen een complex idee van “de belediging van de afgewezen schoonheid” te vormen.

  • genus invisum = het Trojaanse volk. Waarom zo genoemd door Juno (denk aan stamboom)? De Trojanen: voorvader: kind met Jupiter.

  • ! invisum: < invisus: gehaat; de Trojanen stamden af van < Dardanus, een buitenechtelijke zoon van Juno’s echtgenoot Jupiter

  • rapti: < rapere, PPP gen. m. E.
  • Ganymedes: eveneens een afstammeling van < Dardanus, die door Jupiter in de gedaante van een arend naar de Olympus werd ontvoerd om daar de nectar voor de goden te schenken, het ambt dat Juno voor haar dochter Hebe had gewild. Hij is dus een Trojaanse prins: wijnschenker -> Juno jaloers.

4 oorzaken van de wrok van Juno :

  1. Toekomst: verwoesting van Carthago (146 vC)
  2. Verleden: Parisoordeel
  3. Verleden: hatelijk nageslact (Jup x Electra)
  4. Verleden: Ganymedes (wijn schenken ipv dochter)

His accensa super, | iactatos aequore toto

Troas , reliquias Danaum atque immitis Achilli , |

arcebat longe Latio , | multosque per annos

errabant , acti fatis, maria omnia circum.

Hierdoor ontvlamd bovendien, | geslingerd over de ganse zee

de Trojanen, (althans) wat de Grieken en de wrede Achilles er van overgelaten hadden, |

hield ze ver weg van Latium , | en gedurende vele jaren

zwierven zij, opgejaagd door het fatum, rondom alle zeeën.


  • His -> verwijst naar de oorzaken van de wrok van Juno (zoals boven vermeld)
  • accensa: < accendere, PPP, nom. v. E: ‘ontvlamd‘ (Juno) => stijlfiguur: metafoor !! (ontvlamd zoals vuur)

  • super = woordsoort? super = een bijwoord !!, vertaling: ‘bovendien’

  • aequore: < aequor, o.: zee-oppervlak = stijlfiguur: Metonymie -> de zee


  • iactatos -> < iactare, PPP, acc. m. MV, staat bij kern: Troas (Griekse accusatief)

  • Troas: < Tros, m.: de Trojanen

  • reliquias: < reliquiae, v.: overlevenden

  • Danaum = de Grieken

  • immitis Achilli: harteloos/zonder hart = wrede Achilles, stijlfiguur: litotes (het tegenovergestelde…)


  • arcebat: < arcére: weghouden van

  • Latio: abl. verwijdering

  • errabant: < errare: ze zwierven
  • acti: < agere, PPP, nom. m. MV.
  • fatis < fatum

Tantae molis erat Romanam condere gentem !

Zoveel moeite kostte het om het Romeinse volk te stichten !


  • Deze vers 33 is een zeer belangrijke zin!
  • Tantae molis erat: 
    • Letterlijk vertaald: Van zoveel moeite was het
    • Vlot vertaald: Zoveel moeite kostte het
  • Tantae: gen. v. E. (speciaal …)
  • molis: < moles, v.: moeite
  • Scaneer dit laatste beroemde vers. Wat valt op? Waarom doet Vergilius dat?
  • Laaaaange lettergrepen -> om zo de zware last te benadrukken !