Aeneis – zang 4

Dido en Anna

At regina gravi iamdudum saucia cura

vulnus alit venis | et caeco carpitur igni.

Maar de koningin, al lang gekwetst door hevige liefdeszorg,

voedt de wonde binnenin | en ze wordt genomen door een inwendig vuur.


  • alit: < alere  (ze voedt)
  • carpitur: < carpere  (ze wordt genomen)

‘Anna soror, quae me suspensam insomnia terrent!’

‘Anna, mijn zusje, welke dromen maken mij bang en onzeker?’

si mihi non animo fixum immotumque sederet

   ne cui me vinclo vellem sociare iugali,

   postquam primus amor deceptam morte fefellit;

si non pertaesum thalami taedaeque fuisset,

huic uni forsan potui succumbere culpae.

als het niet vast en onbeweeglijk in mijn geest zat,

   dat ik mij met niemand meer in een huwelijksband wil verbinden,

   nadat mijn eerste liefde me teleurgesteld heeft (en bedrogen) door de dood ;

als ik geen afkeer had gehad van bruidskamer en bruidsfakkel,

dan kon ik misschien bezwijken voor deze ene schuld.


  • morte: < mors, v.  (door de dood)

  • fefellit: < fallere, perf.

sed mihi vel tellus optem prius ima dehiscat

    vel pater omnipotens adigat me fulmine ad umbras,

    pallentis umbras Erebo | noctemque profundam,

ante, Pudor, quam te violo | aut tua iura resolvo.

maar ik wens liever dat ofwel de diepste aarde voor mij opent

    ofwel de almachtige vader mij drijft met zijn bliksem naar het schimmenrijk ,

    naar de bleke schimmen van Erebus en naar de diepe nacht,

dan dat ik jou, Eergevoel, schend | of jouw rechten verbreek.


  • adigat: < adigere, conj. (drijft) – wens

ille meos, [primus qui me sibi iunxit] , amores

abstulit ; ille habeat secum | servetque sepulcro.’

hij , [die mij als eerste aan zich heeft verbonden] , mijn liefde

heeft hij weggenomen ; hij mag ze bij zich houden | en bewaren in zijn graf.’

sic effata sinum lacrimis implevit obortis.

zo gesproken , vulde ze haar boezem met opkomende tranen.

  • sinum: < sinus, acc. m. E.
  • obortis: < oboriri, PPP, abl. v. mv. | abl. BWB wijze   (opkomende …)


Gewond door de liefde

Heu, vatum ignarae mentes !  quid vota furentem,

quid delubra iuvant? est mollis flamma medullas

interea | et tacitum vivit sub pectore vulnus.

Ach, de onwetende waarzeggers!  wat helpen gebeden de bezetene/verliefde,

wat helpen tempelsondertussen baant een verterend vuur zich een weg naar
binnen (= vrij voor letterlijk: ondertussen eet een vuur haar zachte merg)

  | en zwijgend leeft de wonde in haar hart.


  • vatum: < vates, m.

  • furentem: < furens, APP acc.v.E

uritur infelix Dido | totaque vagatur

urbe furens , qualis { coniectā } cerva { sagittā } ,

quam procul incautam nemora inter Cresia fixit

pastor agens telis | liquitque volatile ferrum

nescius : illa fuga silvas saltusque peragrat

Dictaeos ; haeret lateri letalis harundo.

De ongelukkige Dido wordt verteerd | en door de hele stad dwaalt ze

bezeten/razend , zoals een hinde { door een pijl getroffen } ,

een herder heeft van ver het argeloze dier getroffen in de Kretense bossen

al jagend  | en hij liet het vliegende ijzer achter

zonder het te weten : in haar vlucht doorkruist ze de bossen en velden

van Dicte ; de dodelijke pijl zit vast in haar zijde .


  • pastor: herder
  • nemora: < nemus, o.  (de bossen)
  • fixit: < figere, perf. (treffen)


De jacht

coniugium vocat , hoc praetexit nomine culpam.

Een huwelijk noemt ze het , met deze naam heeft zij haar schuld versluierd.



De roddel verspreidt zich

Extemplo Libyae magnas it Fama per urbes ,

Fama , malum qua non aliud velocius ullum :

mobilitatē viget | virisque adquirit eundo ,

parvā metū primo , mox sese attollit in auras

ingrediturque solo | et caput inter nubila condit.

Dadelijk gaat Fama langs de grote steden van Libië ,

Fama , geen enkel ander kwaad is sneller dan zij :

door haar beweeglijkheid is ze machtig | en ze wint nog aan krachten door rond te gaan ,

met een beet angst eerst , maar weldra verheft ze zich in de lucht

en gaat ze over de bodem | en verbergt ze haar hoofd tussen de wolken.

nocte volat caeli medio terraeque per umbram

stridens , nec dulci declinat lumina somno ;

luce sedet custos aut summi culmine tecti

turribus aut altis , et magnas territat urbes ,

tam ficti pravique tenax quam nuntia veri.

’s nachts vliegt ze door het midden van hemel en aarde doorheen de duisternis

sissend , en ze sluit de ogen niet voor een zoete slaap ;

bij daglicht zit ze als bewaker ofwel op de nokken van de daken

ofwel op hoge torens , en de grote steden jaagt ze schrik aan,

net zo volhardend in verzinsels en kwaad als een boodschapster van de waarheid.



Dido verzet zich tegen Aeneas’ vertrek

At regina dolos ( quis fallere possit amantem ? )

praesensit , motusque excepit prima futuros

omnia tuta timens . eadem impia Fama furenti

detulit (“ armari classem | cursumque parari “).

Maar de koningin  ( wie zou kunnen een verliefde misleiden ? )

voorvoelt zijn listen , en ze ving als eerste het toekomstige vertrek op ,

alles vrezend ook als er geen onraad was (=tuta).

                dezelfde Fama bracht (aan) de dolverliefde het goddeloos bericht

                ! ofdezelfde goddeloze Fama berichtte de dolverliefde

                (“ dat de vloot in gereedheid werd gebracht | en dat de vaart werd voorbereid. “)

tandem his Aenean compellat vocibus ultro :

‘ dissimulare etiam sperasti , perfide , tantum

posse nefas | tacitusque mea decedere terra ?

Tenslotte sprak zij uit eigen beweging Aeneas toe met deze woorden :

hoopte je werkelijk, verrader , zo’n grote misdaad te kunnen verbergen

                       |  en heimelijk weg te gaan uit mijn land ?

nec te noster amor | nec te data dextera quondam

nec moritura tenet crudeli funere Dido?

Houdt noch onze liefde jou tegen, noch de ooit gegeven rechterhand,

noch dat Dido zal sterven door een gruwelijke dood ?

quin etiam hiberno moliri sidere classem

et mediis properas Aquilonibus ire per altum,

crudelis? quid, si non arva aliena domosque

ignotas peteres , et (si) Troia antiqua maneret,

Troia per undosum peteretur classibus aequor ?

waarom zelfs onder de wintersterren de vloot klaarmaken

en haast je je om midden de noordenwinden op volle zee te gaan ,

wreedaard ?  wat, als je niet op zoek was naar vreemde gebieden en

onbekende huizen , en (als) het oude Troje nog zou bestaan,

lett: zou Troje dan gezocht worden over de golvende zee met schepen ?
vrij: zou je dan over de golvende zee op weg gaan naar Troje ?

saltem si qua mihi de te suscepta fuisset

ante fugam suboles , si quis mihi parvulus aula

luderet Aeneas , [ qui te tamen ore referret ] ,

non equidem omnino capta ac deserta viderer. ‘

tenminste  als er een nakomeling van jou voor mij was ontstaan/geweest

voor je vlucht ,   als er een kleine Aeneas in mijn paleis

zou spelen , [ die toch je gezicht (je karakter) zou dragen ] ,

dan zou ik me niet voelen helemaal gevangen en verlaten.



Aeneas verdedigt zijn besluit

nec me meminisse pigebit Elissae.

het zal me niet spijten  Dido te herinneren.


  • “Elissae” staat in de genitiefvorm, wat de bezittelijke vorm is in het Latijn. Het wordt gebruikt om bezit of nauwe relatie aan te duiden. In deze context betekent “Elissae” “van Elissa”, waarbij Elissa een alternatieve naam is voor Dido, de koningin van Carthago in de Romeinse mythologie.

Dido’s uitval

nusquam tuta fides.

nergens (is) vertrouwen/een gegeven woord veilig.

At pius Aeneas , quamquam lenire dolentem

solando cupit | et dictis avertere curas ,

multa gemens | magnoque animum labefactus amore

iussa tamen divum exsequitur | classemque revisit.

Maar de vrome Aeneas , hoewel hij verlangde de lijdende te kalmeren

door te troosten | en met woorden haar zorgen te verdrijven ,

zwaar zuchtend | en met de geest geschokt door grote liefde

voerde toch de bevelen van de goden uit | en zocht zijn vloot terug op.



Dido uit haar lijden verlost

Illa gravis oculos conata attollere rursus

deficit ;

Zij probeerde haar zware ogen opnieuw op te heffen

ze faalde ;

Tum Iuno omnipotens longum miserata dolorem

difficilisque obitus Irim demisit Olympo

quae luctantem animam  nexosque resolveret artus.

Toen de almachtige Juno , medelijden hebbend met haar lange pijn

en moeilijke dood , zond Iris van de Olympus(berg),

om de worstelende ziel en de gebonden ledematen los te maken.

ergo Iris croceis per caelum roscida pennis

mille trahens varios adverso sole colores

devolat et supra caput astitit . ‘ hunc (crinem) ego Diti

sacrum iussa fero | teque isto corpore solvo ‘ :

dus vloog de bedauwde Iris naar beneden met saffraangele vleugels door de hemel

duizenden verschillende kleuren trekkend tegen de zon in ,

           en ze stond boven haar hoofd . ‘ deze (haarlok) breng ik voor Pluto

als offer op bevel | en ik bevrijd je van dit lichaam ‘ :

sic ait  et dextrā crinem secat , omnis et una

dilapsus calor | atque in ventos vita recessit.

Zo sprak ze  en ze sneed met de rechterhand de haarlok af , en tegelijk

verdween alle kleur | en naar de winden trok het leven zich terug.