De storm
Haec ubi dicta (sunt) , cavum conversa cuspide montem
impulit in latus : ac venti, velut { agmine facto },
[qua data porta], ruunt | et terras turbine perflant.
- impulit: < impellere – (Aeneas) stootte …
Na deze woorden , stootte hij de holle berg met omgedraaide lans (met de punt van …)
in de flank : en de winden, alsof { in een colonne opgesteld } ,
[waarlangs een uitweg gegeven was] stormden naar buiten | en ze raasden over de aarde in een storm.Incubuere mari , totumque a sedibus imis
una Eurusque Notusque ruunt creberque procellis
Africus, et vastos volvunt ad litora fluctus.
- Incubuer<unt>: verwijst naar de golven.
Ze gingen liggen op de zee , en volledig vanuit haar diepste bodem
samen de ZO-(Zuidoosten)wind en de Z-(Zuiden)wind en de ZW-(Zuidwesten)wind woelden op, rijk aan stormen ,
… , en ze rolden woeste golven naar de kust.
Insequitur clamorque virum | stridorque rudentum.
- Insequitur: < insequi (dep. ww) (volgde)
Onmiddellijk volgde het geschreeuw van de mannen | en het gekraak van de scheepstouwen.
Eripiunt subito nubes caelumque diemque
Teucrorum ex oculis ; ponto nox incubat atra.
Plotseling onttrokken wolken het daglicht aan het zicht van de Trojanen :
een zwarte nacht hing over de zee.
- nubes: < nubes, v. (wolken)
Intonuere poli , et crebris micat ignibus aether ,
praesentemque viris intentant omnia mortem.
De hemelgewelven donderden , en de hemel flikkerde door veelvuldige bliksemschichten,
en alles hield (aan) de mannen een onmiddellijke dood voor ogen.
- praesentem … mortem : versomarmend hyperbaton
Extemplo Aeneae solvuntur frigore membra :
ingemit , et duplicis tendens ad sidera palmas
talia voce refert : (…)
Onmiddellijk werden Aeneas’ ledematen verlamd door de koude :
hij zuchtte , en beide handpalmen uitstrekkend naar de sterren ,
zei hij met zijn stem het volgende : (…)
- membra: < membrum, o. (ledematen)
- frigore: < frigus, o. (door de koude)
Poetica p. 94
Apparent rari nantes in gurgite vasto.
Hier en daar verschenen zwemmers in de ruime zee.
Tranen om het lot van Troje
Op hun tocht door de stad ontdekken zij een prachtige tempel ter ere van Juno.
Op de tempelfriezen staan taferelen uit de Trojaanse oorlog afgebeeld.
Dit wekt bij Aeneas tranen op van ontroering en opluchting.
‘ O fortunati, quorum iam moenia surgunt ! ‘
‘ O, gelukkigen, van wie de muren reeds oprijzen ! ‘
Constitit, et lacrimans, ‘Quis iam locus‘ inquit ‘Achate,
quae regio in terris nostri non plena laboris ?
Hij stond stil en wenend zei hij : ‘ Welke plaats, Achates,
welke streek op aarde is er nog niet vervuld van ons leed ?
En Priamus ! Sunt hic etiam sua praemia laudi ;
sunt lacrimae rerum | et mentem mortalia tangunt .
Zie daar Priamus ! Zelfs hier krijgen roemvolle daden hun verdiende beloning ;
er zijn tranen voor het ongeluk (letterlijk: de situatie) | en het diepmenselijke beroert de gemoederen .
Solve metus ; feret haec aliquam tibi fama salutem. ‘
Verdrijf je vrees ! ; deze faam zal voor jou een zekere redding brengen. ’
Sic ait , atque animum pictura pascit inani ,
multa gemens , largoque umectat flumine voltum.
Zo sprak hij , en hij liet zijn gedachten dwalen over het onwezenlijke tafereel ,
zwaar zuchtend , en hij bevochtigde zijn gezicht met een overvloedige tranenvloed.
Feestmaaltijd in het paleis van Dido
Tijdens het schitterende feestmaal slaagt Amor in zijn opzet: Dido wordt smoorverliefd op de Trojaanse gast.
Nec non et Tyrii per limina laeta frequentes
convenere , toris iussi discumbere pictis.
Ook de Carthagers kwamen talrijk naar de feestzaal ,
, ze werden gevraagd op de beschilderde aanligbedden aan te liggen.
Mirantur dona Aeneae , mirantur Iulum
flagrantisque dei voltus | simulataque verba ,
( pallamque et pictum croceo velamen acantho . )
Ze bewonderden de geschenken van Aeneas , ze bewonderden Iulus ,
het schitterende gelaat van de god | en zijn geveinsde woorden ,
( zijn mantel en zijn sluier , bestikt met goudgele acanthus . )
Praecipue infelix , pesti devota futurae ,
expleri mentem nequit | ardescitque tuendo
Phoenissa , et pariter puero donisque movetur .
Vooral de ongelukkige Dido , voorbestemd voor toekomstig onheil,
kon er maar niet genoeg van krijgen | en ze brandde bij de aanblik
, en ze werd evenzeer door de jongen als door de geschenken ontroerd.
Ille ubi complexu Aeneae | colloque pependit
et magnum falsi implevit genitoris amorem ,
reginam petit / haec oculis, haec pectore toto
haeret et interdum gremio fovet , inscia Dido,
insidat quantus miserae deus ;
Wanneer hij Aeneas omhelsd had | en aan zijn hals gehangen had
en zijn onechte vader met veel liefde vervuld had ,
richtte hij zich tot de koningin / deze zat met haar ogen, met haar hele hart
vast aan hem en soms koesterde ze hem op haar schoot , Dido wist niet
hoezeer de god haar/de ongelukkige inpalmde ;
; at memor ille
matris Acidaliae | paulatim abolere Sychaeum
incipit , et vivo temptat praevertere amore
iam pridem resides animos | desuetaque corda.
; maar hij vergat
zijn Acidalische moeder niet | en hij begon (de herinnering aan) Sychaeus geleidelijk uit te wissen
, en hij probeerde te vervullen met liefde voor een levende
een gemoed dat al lang vast zat | en een hart dat ontwend was .
Nec non et vario noctem sermone trahebat
infelix Dido , longumque bibebat amorem ,
multa super Priamo rogitans , super Hectore multa ;
nunc quibus Aurorae venisset filius armis ,
nunc quales Diomedis equi , nunc quantus Achilles.
En zo rekte de ongelukkige Dido de nacht met allerlei gesprekken
, en ze dronk met lange teugen van de liefde ,
veel vragend/vroeg ze over Priamus , veel over Hector ;
nu eens met welke wapens de zoon van Aurora was gekomen ,
dan weer hoe de paarden van Diomedes waren , dan weer hoe groot Achilles was.
‘ Immo age, et a prima dic, hospes, origine nobis
insidias,’ inquit, ‘Danaum, | casusque tuorum,
erroresque tuos ; nam te iam septima portat
omnibus errantem terris et fluctibus aestas. ‘
‘ Komaan, zei ze, vertel ons, gast, vanaf het eerste begin,
de hinderlaag van de Grieken | en de lotgevallen van jouw volk,
en jouw zwerftochten ; want reeds de zevende zomer voert jou
dwalend over alle landen en zeeën.’